Je trok met je been, je liep moeilijk, maar ondanks dat werkte je snel. Je had een eigen kamer, een hok eigenlijk, waar de apparatuur stond opgestapeld en uitgestald. De apparatuur, die jij beheerde. Ook de tv’s met videorecorder op verrijdbare karren. Ja, dit is lang geleden. Die verrijdbare karren, klaargezet voor ons om mee te nemen naar ons leslokaal. We hadden nog geen smartboard. Soms waren de karren allemaal in gebruik.
Tegen mensen van onze vakgroep zei je: “Kijk, dat briefje op die televisie daar in de hoek: DEFECT. Ís niet zo, ssst….. niet verder vertellen, kun je zó gebruiken”.
Ja, je trok ons voor. Wij konden op je rekenen, je schoot te hulp als dat nodig was, deed alles om ons goed te ondersteunen, legde spullen klaar, bekeek zelfs de videobanden en vertelde ons over de inhoud en gaf er je mening over.
Er ging veel in jou om. Je wist veel, je las veel, je dacht na, filosofeerde over het leven, over hebben en zijn, over buitenkant en inhoud, over accepteren wat je moet dragen, over verlangen en rust. Jouw hobby was het verzamelen van aforismen; die wisselden we samen uit, we spraken daar over.
Je had het niet makkelijk: je tobde met je gezondheid, je was fysiek niet sterk, je had een problematisch verleden dat jou nog steeds parten speelde; er was sprake van verlating en eenzaamheid.
Jij maakte deel uit van het gilde van het OOP: een belangrijke groep in iedere onderwijsinstelling met als kerntaak dienstverlening in optima forma, voor mensen, die soms ongeduldig zijn, laks zijn, die haast hebben, er van uit gaan dat dingen altijd perfect en snel voor hen geregeld worden.
Een deel van dit gilde, de conciërges, de kantinemedewerkers, de schoonmakers doen op de achtergrond hun werk. De salarissen zijn laag, de waardering voor hun werk zelden geuit. Die groep komt wel eens te kort. Jij kwam tekort.
En op een dag was je er niet meer.
“Jinsels te koart dwaen”, zeggen ze in Friesland.
Ach Hil, het is lang geleden, maar ik denk eigenlijk nog best vaak aan je.