Leidinggeven aan Leren

8. Een column leren schrijven

Het hoge gebouw van de universiteit, dezelfde draaideur, dezelfde balie als toen. Ik kwam dichterbij en twijfelde even. Was híj het ? Daar, bij de receptie ? De man ging door met langzaam typen. Ik bleef staan en vroeg: “Kunt u mij zeggen waar de workshop columnschrijven is ?”
Met tegenzin maakte hij zich los van zijn toetsenbord.  “Van Thomas Verbogt”,  hielp ik.
“Die ken ik niet”, zei hij nors.  Hij  rommelde onwillig in een stapeltje papieren. “Nee, niet bekend”.
“Die workshop valt onder het thema Cultuur op de campus’, hield ik vol. Zijn tegenzin leek groter te worden.

Twintig jaar eerder. Hetzelfde hoge gebouw, dezelfde draaideur. Ik had een sollicitatiegesprek en meldde me bij de balie met de norse man.   “Kunt u me zeggen waar kamer 19.02 is ?” vroeg ik.  De man bleef schrijven. “Die kant uit, trap op”, bromde hij, zonder op te kijken van het rooster dat hij met pen invulde.

Mijn gedachten waren bij het komende gesprek met de commissie.

Ik liep verstrooid naar de trap en begon mijn klim. Bij de vierde  verdieping  realiseerde ik mij:  nog vijftien te gaan!  Na enig zoeken vond ik de lift.  En had nog net genoeg tijd om op adem te komen.
Ik werd aangenomen en werkte daar twee jaar.  Met collega x was het gezellig kletsen. Zijn kamer was naast die van mij en we stonden op de gang wat grappen uit te wisselen. Hij met zijn onafscheidelijke pijp. Ja, van een rookverbod was toen nog geen sprake. Uit mijn ooghoek zag ik de norse man aankomen. Woedend. “Wilt u niet roken, en zeker niet onder het brandalarm”, brieste hij.  “Ik heb de lift buiten werking moeten stellen en het is geen pretje al die trappen naar boven te moeten rennen”.  

Hij had het gevonden. Workshop columnschrijven, kamer 2.12.
“Van Thomas Verbogt ?” wilde ik toch zeker weten. “Nee”, antwoordde hij, “het is bij Lucy, die heeft tenminste de sleutel opgehaald”.
“Die ken ik niet”, speelde ik nors.

De workshop was afgelopen. Ik liep naar de uitgang  en keek bij de deur nog even over mijn schouder naar de balie. Hij zat er nog. Rimpel in voorhoofd. Ik glimlachte. Bedankt, dacht ik. Voor het idee voor de column.