In mijn werk zie ik veel leidinggevenden, die aspecten van hun levensbeschouwing onbewust of bewust laten doorwerken in hun opvattingen over hoe je zou moeten leidinggeven en zelf nadrukkelijk zoeken naar mogelijkheden om deze opvattingen om te zetten in handelen op de werkvloer: in het begeleiden – “vermanen, bemoedigen en troosten” – van hun medewerkers. G. is daar een voorbeeld van. “Ik behandel mijn mensen verschillend, ook al zijn ze gelijkwaardig”, zei hij, “Wat voor de één geldt, gaat niet altijd op voor de ander. Ongelijke monniken, ongelijke kappen. Docenten moeten rekening houden met de verschillen, die er tussen leerlingen zijn. Dat geldt ook voor mij t.a.v. mijn medewerkers; ik moet goed kijken, goed afstemmen, het geknakte riet niet verbreken”.
Ik moest daaraan denken, toen ik de samenvatting las van het promotieonderzoek van Ton van den Belt, die samen met Joop Moret in 2010 promoveerde op onderzoek naar management en levensbeschouwing. De onderzoeksvragen waren: Bestaat er een verband tussen een al dan niet christelijke levensbeschouwing van managers (uit verschillende branches) enerzijds en hun opvattingen over de stijl van leidinggeven en het door hen gevoerde HRM-beleid anderzijds ? En: wijkt een manager met een orthodox-protestantse geloofsoriëntatie af van de manager met een andere geloofsoriëntatie qua opvattingen over de stijl van leidinggeven en HRM-beleid ?
Alle managers bleken ongeveer even sterk gericht te zijn op prestaties, effectieve aansturing en controle van werknemers. Maar ging het om commitmentgericht humanresourcesmanagement en mensgericht leiderschap, dan bleken de opvattingen van de protestantse managers wel af te wijken van de rest. Verklaring: Ze werken meer met gezag en minder met gelijkwaardigheid, ze hechten aan de hiërarchie en ze hebben met vertrouwen geven aan medewerkers meer moeite dan katholieke en niet-christelijke managers.
Ik vroeg me af of dit ook geldt voor managers in het onderwijs, een branche waarin het doorgeven van waarden en rolmodel zijn voor je medewerkers erg belangrijk is.
Vertrouwen geven aan je leerkrachten, mogen leren van je fouten, feedback willen hebben van je mensen, allemaal kenmerken van een professionele cultuur waarover we het in het onderwijs graag hebben. Het creëren van een minimaatschappijtje als oefenveld voor leerlingen voor later is een uitdaging. Het gaat er dan om de kern van je “zijn” en hoe je zou moeten leidinggeven én wat je daarvan concreet maakt in de praktijk van alledag met elkaar in overeenstemming te brengen. Geen geringe klus.