In onze familie kenden wij de uitdrukking: “Dat is een echte oom Karel-grap !”
Een ouderwetse grap, die niet echt meer kon. Een verjaardag, de ooms en tantes in een kring, en dan had je oom Karel, die een seksistische grap maakte. Tot dat moment was het gezellig geweest, maar na die grap viel er een ongemakkelijke stilte. Waarna de gastvrouw de situatie probeerde te redden en vroeg wie er nog koffie wilde.
De oom keek dan ongemakkelijk de kring rond, had geen idee wat hij verkeerd had gedaan en vervolgens was er dan een tante Miesje die dít weer zielig vond en aan oom Karel vroeg hoe het met zijn jicht ging.
Veel families kenden een oom Karel.
Ik moest daar aan denken toen ik in De Gelderlander van een tijdje geleden het interview van Hanneke Keultjes las met Kees van der Staaij, de voorman van de SGP in het kader van de Tweede Kamerverkiezingen. Een deel van het interview ging over het standpunt van zijn partij m.b.t. abortus. Dat standpunt kennen we, maar
de interviewster vroeg hier nog even op door. Zij stelde (citaat) “In het publieke debat spreken vooral mannen zich uit tegen abortus. D’66 leider Sigrid Kaag sprak u daarop aan toen u een opiniestuk over abortus had geschreven” . De reactie van Van der Staaij was: “Het is zeker een onderwerp, dat de intimiteit van vrouwen heel bijzonder raakt. Het is goed dat niet alleen mannen daarover het woord voeren”.
Dit was wel een zeer opmerkelijke reactie. Hier werd alles op zijn kop gezet !
Van der Staaij is jurist en staat erom bekend dat hij heel zorgvuldig formuleert. Dit moest een grap van hem zijn. Als ik bij dat gesprek was geweest, dan had ik vast wel zijn glimmende oogjes gezien bij deze woorden. Een grap, maar dan wel een hele slechte. Een oom Karel-grap.
Ik droomde verder boven de krant. Ik zag voor me dat Van der Staaij aan het einde van zijn leven bij de Poort aan kwam. Het duurde even, maar hij mocht toch naar binnen. In de gang voelde hij bij iedere stap dat hij steeds kleiner werd. Hij werd bang. Hij kwam een verblindend witte zaal binnen en zag nog meer kleine kinderen. Ze zaten rond de troon. Sommigen herkende hij van vroeger als volwassenen. Een aantal had een luier om en een enkeling zoog op zijn duimpje.
“Kom maar bij ons zitten”, zei God tegen Keesje. “Dan gaan we eerst een liedje zingen.” Keesje slikte zijn tranen weg. Hij hield heel erg van zingen; hij dacht aan “Mannenbroeders…! Ziet het teken” uit de zangbundel van Johannes de Heer en wilde al inzetten, maar iets in hem zei dat dit hier ongepast was. Het voelde niet goed.
Ze zongen een liedje dat hij niet kende; hij merkte dat God naar hem keek. “Het komt goed, Keesje” zei God.
Zij streelde over zijn bolletje. “Ooit komt het goed; je krijgt een nieuwe kans. Maar voorlopig moet je dicht bij Mij blijven; daarom krijg je hele korte vleugeltjes; je mag niet te ver weg vliegen, want ik moet jou nog veel leren. En onthoud: waar het ten diepste om gaat in het leven is liefde, wijsheid, compassie en vooral: gelijke rechten ! Niet vergeten !”