27. Dromen over onderwijs in corona tijd

Nadat de lock-down afgekondigd was hadden alle leerlingen een maand vakantie gekregen.

Het was nu aan de leraren, directeuren en bestuurders die tijd te gebruiken om na te denken hoe het onderwijs er nu uit zou kunnen zien met in achtneming van de anderhalve meter afstandsregel voor de oudere leerlingen. Wat moest georganiseerd worden om ervoor te zorgen dat het fysieke onderwijs zo veel mogelijk door zou gaan ?

Alles was geoorloofd; alle beperkende regels, procedures, routines moesten worden losgelaten als deze de voortgang  van het onderwijs en de doorgaande ontwikkeling van de leerlingen in deze omstandigheden in de weg stonden. Ook werd er niet meer gekeken naar referentieniveaus, toetsen, eindtermen en doelen. Gemeenten kregen de opdracht mee te denken en met creatieve voorstellen te komen.

Er werd geld beschikbaar gesteld door de overheid en de minister van onderwijs gaf aan dat er geen sprake zou zijn van zittenblijven; de leerlingen hoefden zich geen zorgen te maken over achterstanden, het zou allemaal goed komen en ze zouden alle begeleiding krijgen, die nodig was.

In veel landen werden de scholen voor lange tijd gesloten, maar hier niet.

Na deze vakantiemaand voor de leerlingen barstte er een ongekende creativiteit los in onderwijsland.  Bedrijven, allerlei organisaties, sportverenigingen, mensen uit de culturele sector en vele anderen boden hun diensten aan en dachten mee.

Overal in alle ruimtes werd les gegeven: in schuren, in kerken, theaters, kassen, dierentuinen, musea, fabriekshallen, restaurants. Door professionals uit de tentenbouw werden grote tenten opgetrokken. Veel mensen hielpen.  Mbo-ers konden in de vorm van een stage zinvol werk doen in het basisonderwijs en het algemeen voortgezet onderwijs. Studenten uit het hoger onderwijs onderwezen  op het terrein van hun eigen studie kleine groepjes leerlingen. Koks leerden de leerlingen koken in hun restaurants. Beeldend kunstenaars maakten in fabriekshallen kunstwerken met de leerlingen.

De evenementen organisaties regelden roosters, zorgden voor het vervoer van leerlingen naar lesplaatsen buiten de school, planden activiteiten voor leerlingen in.

Musici en acteurs werkten samen met leerlingen aan voorstellingen in de buitenlucht. Natuurlijk gingen de gymlessen buiten gewoon door en er waren veel activiteiten in de natuur onder begeleiding van scouting, boswachters en veldbiologen.

De leraar was de spil van al deze activiteiten, hij hield de vinger aan de pols wat de cognitieve en sociaal-emotionele ontwikkeling van de leerlingen betrof. Hij consulteerde regelmatig de leerlingen over de nieuwe gang van zaken en nam hun voorstellen mee in zijn werk.  En natuurlijk werd er ook in beperkte mate digitaal afstandsonderwijs gegeven, waar dat een zinvolle aanvulling was op het fysieke onderwijs. Hiervoor waren speciale ICT-teams samengesteld die bijv. zorgden voor levering en aansluiting van laptops bij de leerlingen thuis en hielpen bij plotselinge wifi-problemen. Uiteraard konden ook de leraren een beroep doen op deze specialisten.

Op deze wijze werd anderhalf jaar gewerkt en werd het onderwijs flink verbeterd.

 

 

 

26. Wij missen jullie !

Na de vergadering over het afstandsonderwijs was ze naar haar lokaal terug gegaan. Er waren veel zorgen; over hoe je je leerlingen nu in de coronatijd het beste moest lesgeven; online werken waren ze niet gewend en er moest van alles uitgezocht worden.

Maar wat het meeste speelde was het gevoel van leegte, die lege lokalen en gangen, en vooral: zij en al haar collega’s misten de leerlingen.

Haar collega’s hadden behoefte dit duidelijk kenbaar te maken en  het plan opgevat dit op de ramen van de lokalen door teksten met de wereld te delen: “Wij missen jullie!”

Maar iets voelde niet goed; ja, zij miste haar leerlingen ook. Maar terwijl haar collega’s  aan het knippen en plakken waren, trok zij zich in haar lokaal terug en opende haar digitale klassenmap,  waarin ze bijhield hoe haar  leerlingen er voor stonden, niet alleen wat de cognitieve prestaties betreft,  maar vooral emotioneel en sociaal; hoe het thuis was, was het wel veilig, kregen ze daar voldoende steun ?

Als ze maar niet nog meer achterstand zouden oplopen. Wat hadden ze op dit moment juist van haar nodig ?

En dat was het: zij miste óók haar leerlingen, maar die leerlingen waren er niet voor haar. Ze maakte zich zorgen en ze vroeg zich af wat ze voor haar leerlingen in deze onzekere, rare tijd kon betekenen

Weken later kopten de landelijke dagbladen, dat veel leerlingen uit het zicht waren.

Duizenden kwetsbare leerlingen waren “verdwenen’’, onder de radar, geen contact meer mee te krijgen.

“Wij missen jullie” kreeg nu wel een hele wrange betekenis !

25. Oom Kees

In onze familie kenden wij de uitdrukking: “Dat is een echte oom Karel-grap !”

Een ouderwetse grap, die niet echt meer kon. Een verjaardag, de ooms en tantes in een kring, en dan had je oom Karel, die een seksistische grap maakte. Tot dat moment was het gezellig geweest, maar na die grap viel er een ongemakkelijke stilte. Waarna de gastvrouw de situatie probeerde te redden en vroeg wie er nog koffie wilde.

De oom keek dan ongemakkelijk de kring rond, had geen idee wat hij verkeerd had gedaan en vervolgens was er dan een tante Miesje die dít weer zielig vond en aan oom Karel vroeg hoe het met zijn jicht ging.

Veel families kenden een oom Karel.

Ik moest daar aan denken toen ik in De Gelderlander van een tijdje geleden het interview van Hanneke Keultjes las met Kees van der Staaij, de voorman van de SGP in het kader van de Tweede Kamerverkiezingen. Een deel van het interview ging over het standpunt van zijn partij m.b.t. abortus. Dat standpunt kennen we, maar
de interviewster vroeg hier nog even op door. Zij stelde (citaat) “In het publieke debat spreken vooral mannen zich uit tegen abortus. D’66 leider Sigrid Kaag sprak u daarop aan toen u een opiniestuk over abortus had geschreven” . De reactie van Van der Staaij was:  “Het is zeker een onderwerp, dat de intimiteit van vrouwen heel bijzonder raakt. Het is goed dat niet alleen mannen daarover het woord voeren”.

Dit was wel een zeer opmerkelijke reactie. Hier werd alles op zijn kop gezet !

Van der Staaij is jurist en staat erom bekend dat hij heel zorgvuldig formuleert. Dit moest een grap van hem zijn. Als ik bij dat gesprek was geweest, dan had ik vast wel zijn glimmende oogjes gezien bij deze woorden. Een grap, maar dan wel een hele slechte. Een oom Karel-grap.

Ik droomde verder boven de krant. Ik zag voor me dat Van der Staaij aan het einde van zijn leven bij de Poort aan kwam. Het duurde even, maar hij mocht toch naar binnen. In de gang voelde hij bij iedere stap dat hij steeds kleiner werd. Hij werd bang. Hij kwam een verblindend witte zaal binnen en zag nog meer kleine kinderen. Ze zaten rond de troon.  Sommigen herkende hij van vroeger als volwassenen. Een aantal had een luier om en een enkeling zoog op zijn duimpje.

“Kom maar bij ons zitten”,  zei God tegen Keesje.  “Dan gaan we eerst een liedje zingen.” Keesje  slikte zijn tranen weg. Hij hield heel erg van zingen; hij dacht aan “Mannenbroeders…! Ziet het teken”  uit de zangbundel van Johannes de Heer en wilde al inzetten, maar iets in hem zei dat dit hier ongepast was. Het voelde niet goed.

Ze zongen een liedje dat hij niet kende; hij merkte dat God naar hem keek. “Het komt goed, Keesje” zei God.

Zij streelde over zijn bolletje. “Ooit komt het goed; je krijgt een nieuwe kans. Maar voorlopig moet je dicht bij Mij blijven; daarom krijg je hele korte vleugeltjes; je mag niet te ver weg vliegen, want ik moet jou nog veel leren. En onthoud: waar het ten diepste om gaat in het leven is liefde, wijsheid, compassie en vooral: gelijke rechten !  Niet vergeten !”

24. Verdubbeling van bezoldiging

Verdubbeling van bezoldiging. Ik proefde deze woorden op mijn tong.  Woorden, die ook nog eens lekker bekten, maar bij verdere lezing van het bericht onder deze kop bleek de smaak toch behoorlijk wrang.

Het betrof een bericht van 25 juni 2020 in de Leeuwarder Courant over een actie van de Raad van Commissarissen  van Zorgpartners Friesland  (overkoepelend orgaan van de zorginstellingen Medisch Centrum Leeuwarden, ziekenhuis  Tjongerschans in Heerenveen en ouderenzorginstelling  Noorderbreedte) die in 2019 onder aanvoering van hun voorman Marcel Wintels, zonder motivatie hun bezoldiging fors had verhoogd, wat een verrassing bleek voor de ondernemingsraad.

Voor Wintels als voorzitter van de RvC was dit niet zo ingewikkeld. Het ging, vond hij,  eigenlijk om drie afzonderlijke zorgbedrijven en niet één en dan kun je je bezoldiging flink verhogen zonder de WNT (Wet normering topinkomens) te overtreden.

In 2015 had hij ook al met dit bijltje gehakt en zichzelf en zijn medeleden verblijd met een opslag van ruim 80 %. Niet kinderachtig.

Nu had de Leeuwarder Courant in het jaarverslag ontdekt dat de gezamenlijke bezoldiging van de raad in 2019 verdubbeld was van €118.000,- naar €238.000,-. Een toelichting ontbrak.

Op de werkvloer en in de afzonderlijke ondernemingsraden en cliëntenraden was men ‘not – amused’: in de berichtgeving werd het ongenoegen omschreven met termen als  ongepast, boosheid, onbegrip, oproer, cynisme.

Inmiddels zijn voorzitter Wintels en vice-voorzitter Verkerk (hoogleraar Zorgethiek) opgestapt, met nog een aantal andere leden van de raad in hun kielzog, hoewel ze nog steeds vinden dat ze gehandeld hebben volgens de wet en de GovernanceCode Zorg. Dat laatste is op zijn minst opmerkelijk want in die code staan toch mooie termen als: maatschappelijk verantwoord handelen, reflectie en transparantie,

Vice-voorzitter Marian Verkerk meldt in een nagekomen reactie in de Volkskrant:

“Hoewel in 2019 ik destijds geen doorslaggevende redenen had om mij te verzetten tegen het besluit van verhoging van honorering, heb ik die thans wel in moreel opzicht. Niemand had kunnen voorzien dat de wereld zo fundamenteel zou veranderen als nu is gebeurd en waarbij vooral ook de zorg in de volle breedte is geraakt. Ik had het gepast gevonden om een moreel gebaar te maken in deze tijd en ik had – ware ik daartoe in de gelegenheid geweest – vervolgens ook voorgesteld aan de RvC de honorering terug te brengen naar het niveau van 2018 en dat ook te doen voor het jaar 2020 waarover nog een besluit moest worden genomen. Ik zal dat dus alsnog nu zelf besluiten.”

Er is natuurlijk niets tegen bedachtzaamheid, en sommige mensen reageren secundair, maar toch is er wel iets voor te zeggen om er voor te zorgen dat je in een split second een afgewogen moreel oordeel geeft.  Zeker als je hoogleraar zorgethiek aan de universiteit van Groningen bent.

Ik ben altijd wel geïnteresseerd geweest in menselijk gedrag en ja, nog meer in de gedachten die daaraan (meestal) vooraf gaan of die achteraf in de vorm van een reflectie gegeven worden.  De zin in bovenstaand citaat  “….en ik had – ware ik daartoe in de gelegenheid geweest – vervolgens ook voorgesteld aan de RvC de honorering terug te brengen….” is een voorbeeld van zo’n reflectie: ik had het wel gewild, maar heb het toen niet gedaan.

En dat is opmerkelijk, want je kunt toch altijd bellen, een mailtje versturen, een appje duimdrukken of gewoon een brief met postzegel op de bus doen ?

En, andere mogelijkheid: je had natuurlijk tíjdens die vergadering in 2019 toch ook op je eigen moreel kompas kunnen kijken en inbrengen dat je -als het geld dan toch op de plank ligt- de vergadertijd niet  wilde besteden aan zelfverrijking, maar aan een uitwisseling over de wijze waarop  je financieel iets voor je eigen personeel zou kunnen betekenen i.p.v. een gesprek over een collectieve greep uit de kas ten eigen bate ?

Zeker in een tijd, waarin jouw organisatie ook toen al  in de rode cijfers zat, er een vacaturestop was en het zorgpersoneel zich het schompes werkte en juist meer handen aan het bed nodig had.

En wat roept dit toch veel vragen op.

Hoe moet je eigenlijk als RvC toezicht houden op anderen als je jezelf niet kunt begrenzen ?

Hoe moet je financieel de zaak in je organisatie op orde houden als je zelf voordoet hoe creatief boekhouden in zijn werk gaat ?

Hoe kun je als hoogleraar Ethiek in de Zorg je studenten- die vast ook  wel zo hun vragen hebben- inspireren en begeleiden bij  ethische keuzes, bijv. hoe te handelen op  basis van ethische principes als rechtvaardigheid en eerlijkheid ?

En wat als je als trainer bij De Baak werkt, het trainingsinstituut voor persoonlijk leiderschap met als directeur Marcel Wintels, dat instituut, met een aanbod van trainingen met ronkende titels als:  High Performance Leadership, Verbindend Leiderschap, Bezielend Leiderschap…….    Hoe gaat zo’n  voortgangsgesprek met je baas dan ? Moet je dan van hem die cursussen schrappen en van een andere inhoud voorzien conform zijn ‘visie’  op leiderschap?

En wordt dit dan het nieuwe aanbod: Hoe word ik een authentieke graaier ? Wat is nodig om een zelfbedienend leider  te worden ?  Hoe inspireer ik als leidinggevende mijn medewerkers bij hun zoektocht naar de mazen in de wet, naar de rand van wat mag ?

Oh, wat veel vragen, heel veel vragen….

23. Drie gedichten van Ed Leeflang

Een hele tijd geleden las ik voor het eerst gedichten van Ed Leeflang. Gedichten over het onderwijs, de leerling, de sfeer in de klas, de leraar. (Op Pennewips plek, 1982)

Gedichten in een taal, die symbolisch is; waarin vooral de sfeer in een klas wordt weergegeven.
Een sfeer waarin leerlingen veiligheid kunnen ervaren, waarin leerlingen voelen dat ze opgemerkt worden, waarin ze mogen zeggen wat ze willen duidelijk maken, waarin fouten gemaakt mogen worden.

Hieronder staan drie gedichten van deze dichter, die ieder ook verwijzen naar talenten van de leraar.
De tekeningen zijn van Sam van Gelder (2019)

 

Ze is zo groot

Ze is zo groot, zo warm, zo zonnig.
Ze haalt haar wijsheid uit een land
waar vuilnisbakken zijn beverfd met bloemen;
‘s zomers zeilt zij op haar houten ledikant.

Haar lach vliegt zeer omslachtig
als een fazant bijvoorbeeld door het lokaal,
zo kleurig ook; zij houdt van allemaal
en niemand is alleen gelaten.
Ze kan niet haten.

Op het bord zij waaren en hij hete;
ze is er voor het zijn, niet voor het weten,
naar kennis heeft ze nooit gedorst.
Ze is zo groot, zo warm, zo zonnig;
ze geeft straks heel de klas de borst.

 

Zij is geduldig als de najaarsregen

Zij is geduldig als de najaarsregen
-die blijft de hele dag-

haar klas staat vol met groene planten
en misschien hebben die het hoogste gezag.

Er is geen kind bij haar verlegen
en het kan toevallig altijd wat het mag.

 

Soms moet het werkelijk stil zijn

Soms moet het werkelijk stil zijn,
zij luidt haar kleine bel,
aandacht sneeuwt neer.

Nu nemen alle levenden hun stoeltje
op, zij maken een kring en wachten op
een lettergreep, een zegening,
een inval van een beer.

Ze is een beetje schele fee,
dat geeft haar fluisteren mysteries
mee; (daar gaat er een opeens
genezen).

De zon schijnt welgemoed en
zo rustig langs haar wangen.
Dit is vrede boven de
nieuwsgierigheid, waarnaar ze
grijs geworden, dik van leven
nog verlangen.

Deze gedichten roepen bij mij  het beeld op van een onderwijzeres,  die er met haar persoon ‘is’  voor de leerling, voor de hele groep:  niet sterk voorschrijvend, wel ondersteunend, niet belerend, wel vertrouwen gevend, niet zakelijk kil, maar warm, niet beperkend, maar kansen en mogelijkheden biedend.
En daarnaast en dan wordt het op een aangename manier spannend: ze is ook een beetje raar, een ‘original’ , een leuk, gek mens, extravert. Iemand, die voor later als de kinderen volwassenen zijn geworden, kleurrijke en positieve herinneringen achterlaat. Herinneringen, die verlangend terug gaan naar het verloren paradijs.

Misschien wel  terug naar weldadige momenten waarin ze even opgetild werden uit de werkelijkheid, die misschien wel gekleurd werd door armoede en ziekte.
Bij deze juf is het niet erg als je fouten maakt, je mag zijn wie je bent, je hoeft niet verlegen of bang te zijn, de juf  ís er voor jou en verliest nooit haar geduld.
Geen kind is bij haar verlegen, het voelt zich thuis, weet dat het geaccepteerd wordt, dat wat hij doet goed is.
Alles kan hier, niets is gek, je merkt dat ze op je gesteld is, op alle kinderen trouwens.
Ze heeft veel in huis: ‘niemand is alleen gelaten’, ieder krijgt aandacht. Ze is niet zozeer geïnteresseerd in wat je goed kunt, en of je het wel  allemaal geleerd hebt, maar veel meer in wie je bent; ze laat je niet in de steek, er is liefde in overvloed , voor iedereen.

En vanuit deze beelden spreekt een speciale vorm van  professionaliteit, die niet zozeer te maken heeft met bepaalde kennis, maar veel meer in de buurt komt van gevoel hebben voor de drie-eenheid leraar-leerling-situatie in het ‘hier en nu.’

En dan gaat het over verbinding hebben met de achtergrond van de leerlingen,  gevoeligheid voor humeuren, voor sfeer, voor het onuitgesprokene onder de oppervlakte.
Over een grote opmerkzaamheid,  zich kunnen inleven in de leerling, de flexibiliteit om het voorgenomen programma met creatieve niet voor de hand liggende interventies om te gooien, omdat iets zich aandient dat veel belangrijker is.
En over de moed hebben een les stil te leggen en voorrang te geven aan datgene wat op dat moment speciale aandacht nodig heeft.

22. Actieonderzoek als vorm van praktijkonderzoek

“Ik heb flinke stappen gemaakt met mijn actieonderzoek, het gaat nu echt de goede kant uit, was er eerst vanuit gegaan,  dat mijn aannames klopten, maar dat was helemaal niet het geval”.

Een mailtje van Ann; ik glimlach; dit is Ann ten voeten uit, te snel willen en je niet afvragen of de route klopt.

Met plankgas vooruit….., ook wanneer dat niet handig is.

We hadden regelmatig besproken dat het zaak is om steeds weer voor jezelf de vraag te beantwoorden: Hoe weet ik zo zeker dat het is zoals ik denk dat het is.

Op dit moment is ze bezig met een innovatietraject in haar school in het kader van activerende didactiek; als leidinggevende  zit ze in de stuurgroep, die de vinger aan de pols houdt, samen met  een aantal teamleiders, docenten en leerlingen uit 5 en 6 vwo. Ik heb ze begeleid bij de opstart van hun gezamenlijk actieonderzoek in het kader van dit innovatietraject.

Op basis van systematisch onderzoek en reflectie op wat boven tafel kwam, hebben ze hun verbeteracties geformuleerd en uitgevoerd. Inmiddels heb ik me teruggetrokken, ze kunnen zelfstandig verder, kennen de werkwijze van actieonderzoek. Ze hebben elkaar gebruikt als ‘critical friend’ , uitgedaagd, ondersteund en kennis gedeeld. De bijeenkomsten met hen gaven mij en henzelf ongelofelijk veel energie.  Niet alleen omdat er wezenlijke vooruitgang werd geboekt, maar vooral ook omdat de participatie van de leerlingen een duidelijke meerwaarde had. Zij konden als geen ander aangeven, ook op basis van onderzoek bij hun eigen klasgenoten, wat hen aan het werk hield en wat hen uitdaagde om te leren.

Je eigen vooronderstellingen niet checken.  Dat was het geval toen de stuurgroep er voetstoots van uit ging, dat een aantal secties zou afhaken. Het tegendeel bleek waar.

Gelukkig was Ann op tijd  ‘bij de les’: op basis van een aantal interviews (onderzoeksmatig handelen !!) wist ze nu beter.

De waarde van actieonderzoek had zich weer bewezen.

Resultaat: een betrokken club , die om de voortgang te garanderen al een planning gemaakt heeft voor het komend jaar: wat ze gaan doen,  met welk materiaal, welke vakken gaan samenwerken en hoe de ‘concerns’ van de leerlingen hierbij een rol kunnen spelen. Verder op deze weg met steeds in hun achterhoofd het zinnetje: “Is het echt zo als ik denk dat het is en hoe weet ik dat zo zeker ?”  Actieonderzoek als attitude, een permanent cyclisch proces. In didactiek, in begeleiding, in leidinggeven.

21. Haiku’s in coronatijd

Een haiku in het coronajaar 2020:  Zorgen van een vierjarige.

Steeds weer inprenten:
Oma niet gaan knuffelen
Want dan gaat zij dood

Een haiku in het coronajaar 2021: Dromen denken doen

Dromen over straks
Denken over nadenken
Doen wat moet gedaan

20. Houdbaarheid

Ze kwamen regelmatig bijeen: een groep zeer ervaren directieleden.

Doel van de bijeenkomsten was  om greep te houden op het werk, lastige situaties te bespreken, oplossingen te bedenken.

De persoonlijke verhalen getuigden soms van ongemakkelijkheid: op afstand komen te staan van het eens zo vertrouwde team en daarmee niet uit  de voeten kunnen; verstandig om moeten gaan met iemand, die waarschijnlijk had gefraudeerd, maar waar –nog-  geen sprake was van zekerheid; het terughalen van iemand die –ten onrechte- op non-actief  was gezet; bedreiging door een ouder, een steekpartij.

In al deze verhalen kwam ook de houdbaarheid aan de orde. Eigen houdbaarheid wel te verstaan; hoe lang kun je mee als schoolleider ? Wil je mee, eigen keuze. Mag je mee, keuze van de ander: het team, de Raad van Toezicht.  Welke signalen moest je op tijd door hebben ?

K. vertelde dat hij zich nog niet zo lang geleden betrapte op een rekensommetje: nog 3 jaar en dan kon hij er uit. Eventueel eerder als de mogelijkheid zich voordeed. Zijn vrouw Rita zou het prima vinden. Genoeg te doen samen.

En ook zijn docenten gaven signalen. Ze hielden hem soms een spiegel voor zonder dat ze dit in de gaten hadden. Bijv. als hij soms iets te snel door de bocht ging en aangaf dat bepaalde werkzaamheden toch echt niet zo ingewikkeld of tijdrovend waren als werd gesteld.  Dan keken ze hem peinzend aan en kapten het gesprek af.

De collega-schoolleiders knikten; er was sprake van herkenbaarheid.

Een nieuwe periode leek aan te breken, met een ander uitzicht.

19. Afscheid

Hij was een van mijn eerste leidinggevenden -we spreken over ruim 30 jaar geleden-  kleurrijk, niet bang de confrontatie aan te gaan, soms ongenuanceerd, wist veel van zijn mensen, gaf vertrouwen en hechtte sterk aan de opvatting dat leerlingen het beste leren als zij prettig onderwijs krijgen: uiteraard moet je wel  eisen stellen, maar vooral ook weten wat er leeft onder het jongvolk en aansluiten bij wat een leerling vooral wél kan. Daar in het hoge noorden bleef hij  trouw aan zijn Brabantse tongval: “Da kunde ge nie maoke ! “ ,   als de grens overschreden werd.

Een aantal scholen verder en ervaringen rijker treffen we elkaar vele jaren later weer: hij inmiddels directeur van een grote vmbo-school en weer terug in het Brabantse en ik als begeleider in een ondersteuningstraject op zijn school.  Hij is er in geslaagd een  – in mijn ogen-  droomschool neer te zetten: praktijkgerichte werkplekken, waar de leerlingen ‘leren door doen’ in  nagebootste situaties uit de werkelijkheid.

‘Kom je ook op mijn  afscheidsreceptie? Het wordt vast leuk, met leerkrachten, die van alles en nog wat gaan doen, niet al te officieel” .  Terwijl ik de datum in mijn agenda noteer,  denk  ik aan het kerstontbijt met de leerlingen op de school, waar wij toen beiden werkten: buiten motregen en een graadje of 13  boven nul, een volle aula met mooi gedekte ontbijttafels, gordijnen dicht en veel kaarslicht, leerlingen kletsend, stukjes opvoerend, lachend, applaudisserend.

Aan het eind van de bijeenkomst gaan de gordijnen  en de buitendeuren  open en zien we de witte struiken rondom de school. Sneeuw ? Hoe kan dat  ? De vrijwillige brandweer heeft hard gewerkt. Een ‘beschuimde’  Kerstman op een zwaar ronkende motor stuitert het podium op en wenst ons een fijne kerstvakantie ! Hij grijnst en geniet van  de opwinding en het tumult.

En nu zijn afscheid; ik ben benieuwd !

18. Verandering

S. (6 jaar) vraagt of ik mee naar boven ga om zijn nieuw bureau te bekijken. Op zijn kamer gekomen, zeg ik: ‘Prachtig bureau en ik zie dat er nog meer veranderd is; een nieuwe boekenkast en je auto’s staan nu ook op een andere plek”.

“Ik ben zelf ook veranderd”, zegt hij. “Ja”, beaam ik, je bent weer een paar centimeter gegroeid”.

“Nee”, zegt. S, “ik kan nu lezen”.

Hij haalt een boekje uit zijn boekenkast en we gaan naast elkaar op zijn bed zitten.

Dan gaat hij mij voorlezen: “ROOS, BOOM, VIS”.